Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AA6008

Datum uitspraak2000-02-22
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
Zaaknummers96/00191
Statusgepubliceerd


Uitspraak

BELASTINGKAMER Nr. 96/00191 HET GERECHTSHOF TE ’s-HERTOGENBOSCH PROCES-VERBAAL MONDELINGE UITSPRAAK Uitspraak van het Gerechtshof te ’s-Hertogenbosch, tweede meervoudige Belastingkamer, op het beroep van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid M B.V. te E tegen de uitspraak van het Hoofd van de eenheid grote ondernemingen te G van de rijksbelastingdienst (hierna: de Inspecteur) op haar bezwaarschrift betreffende de haar zonder verhoging opgelegde naheffingsaanslag in de omzetbelasting over het tijdvak 1 januari 1989 tot en met 31 december 1989, aanslagnummer 00.00.000.F.00.0000. De mondelinge behandeling: De mondelinge behandeling van de zaak heeft met gesloten deuren plaatsgevonden ter zitting van het Hof van 26 januari 2000 te ’s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord de heren W en M, directeur, onderscheidenlijk controller van belanghebbende, de heer mr.H, als gemachtigde van belanghebbende, tot bijstand vergezeld van de heer mr. P. , beiden verbonden aan het kantoor te E.van X Belastingadviseurs, alsmede, namens de Inspecteur, de heer mr. G, tot bijstand vergezeld van mevrouw C, beiden verbonden aan de vorengenoemde eenheid van de rijksbelastingdienst. Na behandeling van de zaak heeft het Hof heden, 9 februari 2000, de volgende mondelinge uitspraak gedaan. De beslissing: Het Hof vernietigt de bestreden uitspraak en vermindert de naheffingsaanslag tot een ten bedrage van fl. 468,=; veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van fl. 2.130,= onder aanwijzing van de Staat der Nederlanden als de rechts- persoon die deze kosten moet vergoeden; en gelast dat door de Inspecteur aan belanghebbende het door deze gestorte griffierecht ad fl. 75,= wordt vergoed. De gronden: (1) In het aan belanghebbende op 25 april 1989 in afschrift toegezonden controlerapport met betrekking tot onder meer de heffing van omzetbelasting ten laste van belanghebbende over het jaar 1987 is op pagina 6 onder 4.A vermeld: “Tijdens het onderzoek zijn geen aanwijzingen gevonden die zouden doen twijfelen aan de volledigheid van de opbrengstverantwoording van “ziekenhuisklanten”.” Voorts is op pagina 10 onder punt 8 van dit rapport vermeld: “Ook ten aanzien van de tariefstoepassing zijn geen onjuistheden geconstateerd. De door M BV in aftrek gebrachte voorbelasting is ook acceptabel gebleken.”. Naar het oordeel van het Hof mocht belanghebbende aan deze zinnen, tezamen beschouwd, het in rechte te beschermen vertrouwen ontlenen dat de gratis leveringen door haar van producten aan ziekenhuizen - met betrekking tot welke leveringen zij stelselmatig op verkoopfacturen een vergoeding van nihil vermeldde - door de controlerend ambtenaar onder ogen waren gezien en dat deze, mede gelet op het gebruik van de woorden “acceptabel gebleken”, kennelijk ook akkoord ging met de hoogte van de door haar ter zake van deze leveringen in aftrek gebrachte voorbelasting. Het Hof neemt hierbij in aanmerking dat belanghebbende ter zitting geloofwaardig heeft verklaard dat zij in het jaar 1987 in ongeveer dezelfde mate als in het jaar 1992 gratis leveringen aan ziekenhuizen verrichtte. Belanghebbendes beroep op bij haar door deze controle gewekt vertrouwen is derhalve gegrond. Voor dit geval is niet in geschil dat de naheffingsaanslag dient te worden verminderd tot een ten bedrage van fl. 468,=. (2) Ten overvloede merkt het Hof hierbij nog op dat de uitleg welke de Inspecteur in de onderhavige procedure heeft gegeven aan het begrip relatiegeschenken in artikel 1, lid 1, onderdeel b, jº lid 2, van het Besluit uitsluiting aftrek omzetbelasting 1968 naar het oordeel van het Hof in ieder geval niet opgaat voor de gratis leveringen welke belanghebbende heeft verricht in het kader van klinisch onderzoek en voorlichting en instructie aan medici en verplegend personeel (3) Gelet op hetgeen onder (1) is overwogen, is het gelijk aan de zijde van belanghebbende. Hierin vindt het Hof, nu bijzondere omstandigheden niet zijn gesteld of gebleken, aanleiding de Inspecteur te veroordelen tot vergoeding van de door belanghebbende gemaakte proceskosten. Het Hof stelt deze kosten, met inachtneming van het bepaalde in het Besluit proceskosten fiscale procedures, op 2 (punten) x fl. 710,= (waarde per punt) x 1,5 (gewicht van de zaak) is fl. 2.130,=. (4) Nu het beroep gegrond is, dient de Inspecteur, gelet op het bepaalde in artikel 5, zevende lid, eerste volzin, van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken, aan belanghebbende het door haar voor deze zaak gestorte griffierecht ad fl. 75,= te vergoeden. (5) Gelet op al het vorenstaande moet worden beslist als eerder vermeld. Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal. Aldus vastgesteld op 9 februari 2000 door J.A. Meijer, voorzitter, G.J. van Muijen en M.W.C. Feteris, en op die datum in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van Th.A.J. Kock, waarnemend-griffier. Aangetekend in afschrift aan partijen verzonden op: 22 februari 2000